Leeftijdsbepaling zeearenden

Het bepalen van de leeftijd van zeearenden in het veld kan zeer lastig zijn. Lichtomstandigheden en afstand zijn vaak bepalend om een goede indruk te krijgen van de leeftijd. Zeearenden krijgen vanaf hun 5e jaar een adult kleed, waardoor exacte leeftijdsbepaling niet langer mogelijk is. Pas in hun 6-7e jaar zijn ze volledig uitgekleurd.
Adulte vogels zijn standvogels die het gehele jaar in hun territorium aanwezig zijn. Jonge vogels kunnen enorme afstanden overbruggen en veel zwerven in hun eerste vier levensjaren.

Algemene kenmerken
Zeer grote arend, grootste roofvogel van Noord-Europa, met spanwijdte van 180-244cm en een lengte van 78-102cm. De brede vleugels, de ver vooruitstekende kop en forse snavel vallen in het veld direct op. Jonge vogels hebben bredere vleugels en de achterrand loopt niet recht als bij een adult. De staart is wanneer samengevouwen wigvormig en relatief kort. Vrouwtjes zijn groter dan mannen.

De rui vindt plaats van maart tot oktober. In het winterhalfjaar zijn de vogels daarom het eenvoudigst op leeftijd te brengen. De kleurvariantie in de eerste vier levensjaren is relatief groot, hierdoor worden waarnemers regelmatig op het verkeerde been gezet.

De staart werd in het verleden veelal gebruikt voor leeftijdsbepaling. Dit is echter niet bruikbaar door de grote individuele verschillen. Zeker in het 1-3e kleed varieert de hoeveelheid wit op de staart per individu aanzienlijk. In het 5e kleed zijn de staartpennen geheel wit, al zijn er ook individuen die altijd zwarte staartpentoppen houden.

1e kleed (juveniel, 1-2e kalenderjaar)
Vogels in dit kleed tonen op afstand donker. Onder goede lichtomstandigheden vallen de verse warm of lichtbruine dekveren op. De meeste juvenielen hebben een lichter getekende bruine stuit. De achterrand van de vleugel ziet er gekarteld/gezaagd uit door de puntige armpennen. Van onderen gezien is de lichte oksel en de 2-3 lichte bandjes die over de ondervleugel lopen een goed leeftijdskenmerk. De borst en buik zijn regelmatig donker gestreept en zijn duidelijk lichter dan de hals en kop. De staart kan soms erg licht tonen, maar de staartpennen hebben donkere randen. De kop is donkerbruin, met zwarte snavel. Gele mondopening en de teugel is veelal geelgrijs.

1e kleed, 1e KJ najaar. Geringd als AV09, vrouw, geringd in mei 2009, Oostvaardersplassen. De lichte verse dekveren zijn hier goed te zien en zeer kenmerkend voor een 1e kleed. Ook vallen de donkere snavel en iris op en de donkere kop. Foto: Dirk van Straalen
2e kleed, 2e KJ winter. Geringd als AV17, vrouw, Oostvaardersplassen, 2017. Bonte bovenzijde valt bij deze vogel enorm op, door afwisseling van aanwezigheid van oude juveniele dekveren en nieuwe dekveren. Foto: Thomas van der Es.

2e kleed (2e kalenderjaar najaar – 3e kalenderjaar voorjaar)Opvallend en kenmerkend kleed met duidelijk lichte borst en buik welke contrasteren met donkerdere kop. Vogel toont hierdoor bont, ook omdat de bovenzijde bont is getekend. Dit komt door de aanwezigheid van zowel veren uit het 1e kleed als nieuwe veren.
Een ander kenmerk is de rui van de slagpennen is gestart, hierdoor is de vleugelrand oneffen. De kop lijkt sterk op 1e kleed. Snavel is iets lichter met meer geel en grijstinten rond de mondopening.

2e kleed, 3e KJ voorjaar. Lichte borst-buik in contrast met donkere hals-kop. Vogel is gestart met z’n 2e rui. Foto: Dirk van Straalen

3e kleed (3e kalenderjaar najaar – 4e kalenderjaar voorjaar)
In dit kleed is het contrast tussen kop-hals en borst-buik niet meer zichtbaar. De kop en hals zijn namelijk lichter geworden. Sommige vogels ruien echter langzamer en tonen nog altijd zeer bont. De bovendekveren zijn al een stuk egaler, met her en der een lichte veer. Vogels in het 3e kleed hebben nog enkele juveniele armpennen en buitenste handpennen. De kop is al een stukje lichter. De snavel veel geler, met een zwarte zweem op de snavelpunt.4e kleed (subadult, 4e kalenderjaar najaar – 5e kalenderjaar voorjaar)
Lijkt sterk op adulte kleed, maar meestal met nog met zwarte tekening in de staartpennen. De kop en hals zijn donkerder dan bij een adult. In het hele kleed bevinden zich nog lichte dekveren, waardoor vogels minder egaal gekleurd tonen als een adult. Snavel is meestal geheel geel, maar de iris is vaak nog bruin tot donker geel.

4e kleed, 4e KJ najaar. Kleed is bijna volwassen, maar let op de donkere kop-hals en enkele lichtere dekveren op de buik-borst. Iris van deze vogels is nog behoorlijk bruingeel en staart bijna geheel wit met zwarte toppen. Foto: Dirk van Straalen.

4e kleed, 4e KJ najaar.
Kleed is bijna volwassen, maar let op de donkere kop-hals en enkele lichtere dekveren op de buik-borst. Iris van deze vogels is nog behoorlijk bruingeel en staart bijna geheel wit met zwarte toppen.

5e kleed en ouder (adult, 5e kalenderjaar najaar en ouder)
Het ruipatroon per individu verschilt zo sterk, dat exacte leeftijdbepaling op basis van kleedkenmerken erg lastig is. Het 5e kleed lijkt sterk op adult, maar tussen de onderdekveren zitten nog altijd lichte veren. In het 6e kleed zijn deze lichte veren verdwenen. De staart is geheel wit, de iris is zuiver geel en de kop lichtbruin tot zandkleurig.